Wachtend op de bus

Na de sluiting van de Volt in Oosterhout werkten veel Oosterhouters, waaronder Bert Zwijsen, nog jaren in Tilburg. Op de hoek van de Sint Maartenstraat en de Tempelierstraat, waar veel Volt-woningen stonden, wachtten ze op de personeelsbus van het bedrijf. Bert Zwijsen schreef er een gedicht over:  

De stakkers

Duisternis, geen sprankel licht,

Scherp waait de wind in ons gezicht.

Men hoort slechts een vloek, een zucht, een geeuw.

Koud worden wij in de wind en sneeuw.

Kleumend bij elkaar op de hoek bij de bakker.

Ieder van ons voelt zich een stakker.

In alle talen wordt er gezwegen.

Men denkt: ‘Ik wou dat ze wat kregen’.

Dan begint de een na de ander te klagen.

Ha, daar komt de bus. Mis! Het is een personenwagen.

Mopperend duikt men weer in zijn kraag.

Zich beschermend tegen een windvlaag.

Men hoort slechts het stampen van de voeten, een hoest.

Dat het ook nu zo’n rotweer wezen moest.

Allen kijken nu weer zuur.

De werkers van het eerste uur.

Nog steeds geen bus waarop men wacht.

Voort duurt nog de sneeuwjacht.

Dan hoort men een zucht van verlichting gaan.

Eindelijk, de bus komt eraan.

Snel is het nu instappen geblazen.

Door alle medewerkers, ook bazen en onderbazen.

Langzaam wordt nu een eenieder tevreden.

We zitten droog en er wordt gereden.

Verdwijnen doet het klagen en het steunen.

Lekker liggen wij te leunen.

De een dommelt, de ander ligt te gapen.

Sommige presteren het te slapen.

Aangekomen op het werk gaat men over tot de orde van de dag.

De een met chagrijn, de ander met een lach. Hoe is mogelijk, het is een wonder.

Want morgen is het weer hetzelfde gedonder.

Piet en Cathie (Toos) Kop

Daar stond niemand bij stil......

Joy Boelaars

Versierd met magneetbanden...

Henk Witte

‘Vertrouwen opgezegd in directeur Lont’...