Bert Zwijsen (geboren 1920) kwam in 1945 terug uit de ‘Arbeitseinsatz’ in Duitsland en kon meteen aan de slag bij de Volt in Tilburg. Bert was een telg uit het bekende Tilburgse geslacht Zwijsen. Ze hadden zelfs een bisschop in de familie.
Rond 1951 werd Bert aangesteld om de productieafdelingen van Volt aan de Bredaseweg in Oosterhout op te zetten. Hij deed dat samen met Jan Toering. Ze werden leidinggevenden van de productie in Oosterhout en hadden op zeker moment beiden de leiding over driehonderd medewerkers, voor het grootste deel vrouwen, veelal uit België. Ook Bert kreeg in zijn jaren bij de Volt bij wijze van dank heel wat ‘Belse’ chocolade mee naar huis.
Bert Zwijsen stond bekend als een sociale, toegankelijke Brabander die heel goed met zijn personeel overweg kon. Een aimabele baas die het beste met z’n mensen voorhad en veel activiteiten voor hen organiseerde. Hij zat in het bestuur van de reisvereniging en de tuinvereniging, hij organiseerde voetbaltoernooien en de jaarlijkse feestavonden. Hij stimuleerde collega’s ook om het woonhuis van Volt waarin ze woonden te kopen, omdat de werkgever een voordelige hypotheek aanbood (lage rente, vijftig jaar vast).
Eén van de hoogtepunten van zijn carrière was de ontmoeting met Frits Philips. Hij was er trots op dat hij de grote man van Philips de hand mocht schudden, toen deze een bezoek bracht aan de Oosterhoutse vestiging.
Bert vestigde zich in 1953 met zijn vrouw eerst in de Prins Bernhardstraat en drie jaar later in de Sint Maartenstraat in Oosterhout. Daar woonden ze in een Volt-woning tussen andere medewerkers van de Volt, zoals: De Kort, Van Vugt, Willemsen, Mink, Zaal, Toering en Nefkens.
Het was in de periode dat grote werkgevers als Volt/Philips huizen bouwden voor hun personeel. Ook in de Tempelierstraat stonden Volt-woningen. Het hogere kader kwam later te wonen in Philips-woningen aan het Schoutenveld en de Bouwlingstraat.
Rond 1970 trekt de Volt zijn productie terug uit Oosterhout en Bert Zwijsen mag de fabriek een kleine twintig jaar na zijn komst weer ontmantelen. Omdat hij graag bij de Volt wil blijven werken, kiest hij er niet voor om alvast met pensioen te gaan – hij is dan 50 jaar – maar om de bedrijfskantine in Tilburg te gaan runnen. Zijn sociale inslag komt daar weer goed van pas. In die tijd schreef hij een vermakelijk gedicht over het wachten in de kou op de personeelsbus van Philips, die maar niet komt opdagen.
Tien jaar later, 60 jaar oud, gaat hij met pensioen. Hij blijft teksten schrijven, in een prachtig handschrift en hij stort zich op het kunstschilderen. Ook gaat hij nogal eens op bezoek bij zijn broer Adriaan, die naar de VS is verhuisd. Bert Zwijsen komt in 2012 op 92-jarige leeftijd te overlijden. Zijn vrouw wordt 93 jaar. Ze laten een zoon en vier dochters achter.
Ulrich Zwijsen
Ulrich (geboren 1948) is de zoon van Bert. Tussen 1965 en 1967 volgde hij bij de Volt een bedrijfsopleiding en hij werkte bij de gereedschapsmakerij aan de Bredaseweg in Oosterhout. Maar toen zijn opleiding er op zat was er geen werk meer in Oosterhout en kreeg hij zijn ontslag. Via werkgevers als Hispano Suiza en Philips in Breda kwam hij uiteindelijk bij de politie terecht.
Hij is de bron van het verhaal over zijn vader Bert en zit nog vol herinneringen aan die tijd.
Ulrich: “Bij De Volt hadden ze een eigen medische dienst met een arts en een verpleegster. Ik moest daar een keer naartoe omdat ik mijn vinger flink beschadigd had, tijdens het maken van gereedschap. Toen zag ik pas hoe verschrikkelijk lang die dokter was.”
“Omdat werknemers van de Volt goedkoop konden winkelen in de Philipswinkel, hadden zij als eersten in Oosterhout televisie”, vertelt Ulrich. “Het moet ergens rond 1958 zijn geweest dat we in de Sint Maartenstraat televisie kregen. Met mijn maat Jac Zaal keek ik in die tijd naar programma’s als Lassie, Rintintin en Texas Rangers of zoiets. Om de beurt bij elkaar thuis. Ons vader had contacten met mensen die bij de VBF werkten dus regelde hij de buizen voor de antennes. Dan stonden ze met de hele buurt met kabels die veel te hoge buizen op het dak te zetten. Dat was me wat, hoor.”
Ulrich verbaast zich – als oud-politieman – nog steeds over de relatieve veiligheid in die tijd. Criminaliteit leek nauwelijks te bestaan.
“We kregen elke twee weken ons loon”, vertelt hij. “Om de twee weken kwam er op vrijdagochtend een transportbusje uit Tilburg vol enveloppen met ons loon erin. Moet je nagaan. Daar werkten duizend mensen en die verdienden toch gemiddeld wel 300 gulden per week. Dus er zat zomaar zeshonderdduizend gulden in die bus. En die is nooit overvallen! Dat gebeurde in die tijd gewoon niet!”