Cathie Kop, die in die tijd Toos werd genoemd, behaalde in 1964 haar mulodiploma. Ze was 15 jaar oud en ging bij de Volt werken. Waarom? Omdat haar vader Piet daar ook werkte.
Toos: “Zo simpel was dat in die tijd, zestig jaar geleden, je ouders zeiden dat dat het beste was dus deed je dat.”
Vader Piet werkte in die tijd in de gereedschapsmakerij. Daar was het lawaai oorverdovend en hij werd dan ook steeds dover.
Toos: “Wie stond daar bij stil? Inderdaad: niemand. Na jaren in dit lawaai kreeg hij werk in het laboratorium waar hij werkte met de nodige giftige stoffen. Na zijn pensionering of eigenlijk VUT heeft hij verschillende soorten kanker gehad. Wat de oorzaak was? Wie stond daarbij stil? Piet werkte nét geen 25 jaar bij Philips toen hij met pensioen ging en kreeg daarom geen gouden horloge. Vond de familie een beetje flauw.”
Dat Toos zelf, op haar jonge leeftijd, nog helemaal niet bekwaam was om op kantoor administratieve werkzaamheden te verrichten, ook daar stond kennelijk niemand bij stil.
Toos: “Maar dat bleek al snel. Ik begon op de loonadministratie. Ik wisselde dat werk af door de telefoniste te vervangen in de pauzes wat ik wel erg leuk vond. Ik kende al gauw tientallen telefoonnummers uit mijn hoofd. De boekhouding had tussendoor een plekje over, de fabrieksadministratie ook en ook in de personeelswinkel werd ik ingezet. Maar het was allemaal erg gevarieerd en veel te veel voor een vijftien/zestienjarige. Ik kon er mijn draai niet vinden en heb het twee jaar volgehouden.”
Ze kwam op een bijzondere manier bij de gezinszorg terecht: haar moeder had een ongeluk gekregen en belandde met een gebroken rug in het ziekenhuis.
“Mijn vader werd gewaarschuwd, maar ik niet”, vertelt ze. “Nietsvermoedend ben ik die avond naar het gymclubje voor de kantoormensen gegaan. Ook de mevrouw wist wat er gebeurd was, maar ze vertelde me niets. Ik hoorde het pas toen ik die avond laat thuiskwam. We waren verdrietig, maar we protesteerden niet tegen deze gang van zaken. Het had alles te maken met de rangorde die destijds heerste. Na een periode in het ziekenhuis kwam mijn moeder thuis en wij kregen gezinszorg. Ik besefte toen dat zorgen voor mensen mij meer lag dan een kantoorbaan.”
Ze ziet dat de samenleving veranderd is, maar wil niet beslist niet klagen over vroeger.
Toos: “Dit relaas lijkt een klaagzang over de Volt maar dat is beslist niet de bedoeling. Ik weet natuurlijk goed dat er vroeger heel andere eisen gesteld werden dan tegenwoordig. Ik kijk ook niet terug op een onaangename tijd bij de Volt, ik was gewoon niet geschikt voor kantoor en ik noch mijn ouders stonden hierbij stil!”

