Steven Oomen en Tonny Snoeren 

“We hadden meer lol dan loon”

Steven Oomen (1936) en zijn echtgenote Tonny Snoeren (1937) hebben beiden bij de Volt in Oosterhout gewerkt, maar daar kennen ze elkaar niet van. Ze kennen elkaar vanuit de jeugdbeweging in Oosterhout. Steven was leider bij de verkenners en Tonny was welpenleidster. De verkenners van Mbaga waren gevestigd aan de Grote Braak en later achter het pand van Fick aan de Heuvel. De welpen van Sint Jan hadden hun thuis in het Patronaat aan de Arendstraat, onder het toneel.

Tonny (geboren in de Sint Vincentiusstraat) was de eerste van het echtpaar die bij De Volt ging werken. Ze kwam van de Huishoudschool en ze was een jaar of 15. Ze moest antennestaven meten en in een doosje doen.

Tonny: “Het was er heel gezellig. We stonden aan de lopende band en ik had een aantal wat oudere meisjes om me heen. Ik ging tussen de middag altijd thuis eten en soms gingen er een paar met me mee. Dan bakte ons moeder pannenkoeken. We hadden heel veel lol. Meer dan loon in ieder geval.” 

Dus toen Tonny een paar jaar bij Volt werkte ging ze naar haar chef Ad Pennings om te zeggen dat ze ontslag nam. “Wat ga je dan doen”, vroeg hij.

Tonny: “Ik vertelde dat ik bij mensen in de huishouding ging werken. Maar daar verdien je toch niks mee, zei hij. Nou, hier verdien ik ook niks, dus dat maakt geen verschil, zei ik.”

Tonny ging werken bij verschillende Oosterhoutse families en kon op zeker moment bij een bemiddelde familie in Duitsland gaan werken.

Dat was in 1962. Juist op het moment dat Steven ‘haar vroeg’. Ze stemde toe in een soort verloving, maar ze ging wel in Duitsland werken. Steven en Tonny bleven jarenlang in contact. Zij mocht één keer per maand naar huis. De rest ging via de telefoon en de post. Steven schreef soms wel drie brieven per week.

Tonny: “Kees Pieterse die woonde tegenover ons en die vroeg of het waar was dat ik verloofd was met Steven. ‘Ja’, zei ik. Sindsdien noemde hij mij de Koningin van de Pottenbakkerstraat. Omdat ik eigenlijk nooit iets zei tegen de mensen in de straat.”

Nadat Tonny bij De Volt was gestopt, kwam Steven (geboren in de Rulstraat) bij deze Philips-tak werken. Hij had in de tuin van het Missiehuis in Teteringen en in een pottenbakkerij aan de Zandheuvel gewerkt, maar in 1955 lokte het grote bedrijfsleven.

Steven: “Ik stond eerst achter de lopende band om staafantennes te meten. We werden betaald in eenheden per uur. Op een dag kon ik in het magazijn gaan werken. Dat zat in de Gekroonde Bel in het souterrain. We moesten kartonnen dozen in elkaar vouwen en dichtplakken. Dat karton lag op zolder, dus dat was heel wat traplopen, op die ijzeren trap.”

Steven heeft nog een anekdote van een bloedbad dat zich in het souterrain, zijn werkplek, afspeelde. Steven: “Het was bijna Kerstmis en Kees Pieterse – ja dezelfde –  kwam daar aan met een stuk of twintig levende konijnen en die nam hij mee de kelder in. Wij hoorden niks, maar we durfden ook niet te gaan kijken. Nou was Kees vroeger slager geweest en hij moest die beesten dood steken, villen en klaarmaken voor het kerstdiner van ‘de bazen’. Het was echt een bloedbad in die kelder.”

Ondertussen was Tonny vanuit Duitsland en Amsterdam weer terug naar Oosterhout gekomen en werkte ze voor Mevrouw Simons – van de emballagefabriek –  in die prachtige villa aan de Bredaseweg. Steven en Tonny trouwden in 1967, waarna Tonny stopte met werken. Ze gingen wonen in de Van Boischotlaan. Steven verkaste na twaalf jaar in Oosterhout naar Volt in Tilburg-Noord. Via het magazijn kwam hij daar bij inkoop terecht.

We komen terecht in de jaren negentig van de vorige eeuw. De vakbonden hadden het voor elkaar gekregen dat mensen van 55+ konden stoppen met werken. Bij Philips was het op die leeftijd echter vervroegd met pensioen, ofwel: ‘verplicht eruit’. 

Steven: “Ik moest stoppen bij Philips en ik vond het verschrikkelijk. Ik werkte er heel graag en ik heb er zo veel gelachen. Ik was zelf actief in de vakbond, maar dit wilde ik voor mezelf niet. We gingen op vakantie in de Zwitserse Alpen en het was daar zó mooi, de hemel op aarde. Maar ik werd er behoorlijk ziek. Ik dacht zowat dat ik dood zou gaan en ben er permanent doof geworden. Volgens de dokter was het stress, omdat ik niet wilde stoppen met werken. Maar ja, in 1991 ben ik dus gestopt, na 37 jaar. En ik ben er nog steeds.”

Drie jaar daarna kreeg Steven nog een Makkumer bord vanwege zijn veertigjarige verbintenis aan Philips, want dat telde gewoon door.

Het huwelijk van Steven en Tonny bracht drie prachtige dochters voort. De tweeling Desiree en Karin en later Cynthia. Het verlies van dochter Karin op 52-jarige leeftijd zorgt voor een immer aanwezig rouwrandje bij het gezin. Ze wordt herinnerd als een wereldwijze globetrotter die geweldig werk deed bij de VN en het Internationaal Strafhof in Den Haag. Tonny troost zich met de wetenschap dat er op haar werk in Den Haag een ruimte naar Karin wordt genoemd. En gelukkig gaat het met hun andere twee dochters en de vier kleinkinderen wel naar wens.

Stan Schoormans

“Geen dag met chagrijn naar m’n werk”...

De transfer van Bert of Baeten

Bert Baaten stond in de jaren ‘60/’70 bekend als de topkeeper van TSC...

Sjef Janssens

Een ‘echte rooie’ onderbaas...