Willy Lux was een Poolse soldaat (geboren 1921) die in 1944 als glorieuze bevrijder in Oosterhout terecht kwam. Als inwoner van het Duitstalige Opper-Silezië heette hij eigenlijk Wilhelm Luks. Hij trok verder met het Poolse leger naar het noorden, maar na de oorlog kwam hij terug naar Oosterhout, omdat hij daar een mooi meisje had ontmoet. Dat was Johanna Willemse, de knappe dochter van de veldwachter van Den Hout. In 1947 trouwden ze en in 1948 werd zoon Kazimierz geboren, kortweg Kaz.
Willy werkte na de oorlog bij de Volt in Tilburg, maar nadat er in Oosterhout een vestiging werd geopend kon hij voortaan lopend naar z’n werk. De familie woonde in de Julianalaan. Willy was een graag geziene collega, die bijna veertig jaar bij Volt en PDM werkte. In 1972 kreeg hij bij zijn 25-jarig dienstverband een gouden horloge, in 1984 ging hij met pensioen.
Willy begon als soldeerder, werkte aan de meetapparatuur klom op tot een soort manusje-van-alles, en bracht ook de post rond.
Kaz: “Hij moest vaak op z’n fiets geld weg brengen naar de bank. Ik vond dat best onverantwoord, maar er is gelukkig nooit iets gebeurd.”
Het echtpaar Lux was in het weekend – als er gevoetbald werd – bovendien beheerder van de voetbalkantine van Volt. Kaz herinnert zich nog de grote pannen erwtensoep die zij zelf maakten. De opbrengst daarvan ging in een ‘potje voor Polen’. De oud-strijders stuurden hun arme Poolse families namelijk regelmatig pakketten met koffie, kleding en voedsel. Ze waren daar vooral dol op moderne nylon kleding.
Willy was een van de vele Poolse soldaten die na de oorlog niet meer naar huis konden, omdat ze in door het inmiddels communistische bewind in Polen als een soort collaborateurs werden gezien. Een andere collega die in Oosterhout bleef was Jozef Smigielski, die het onderhoud van de soldeerbouten verzorgde. Al die Poolse ex-soldaten kwamen regelmatig bij elkaar. In hun gesprekken viel opvallend vaak het woord ‘z powrotem’, wat ‘terug’ betekent, maar de meesten zijn gebleven en wisten elkaars gezelschap goed te vinden.
Zoon Kaz herinnert zich nog de indrukwekkende Poolse missen, die werden opgevoerd in het patronaat van de Broeders van Huijbergen aan de Arendstraat.
“Ik was een manneke van een jaar of vijf/zes en dan stond daar dertig man Poolse liederen te zingen: Boże, coś Polskę, meerstemmig, begeleid door een harmonium. Dat was zo genieten! Ik kreeg daar kippenvel van. Er werd veel gezongen door de mannen in mijn familie. Mijn vader zong ook vaak een tweede stem.”
Kaz zelf moest op woensdagmiddag en zaterdag naar de Poolse school in de Heilig Hartschool om Pools te leren.
“Dan was iedereen lekker op straat aan het spelen en zaten wij in de klas.”
Maar later kregen ze een aanmerkelijk spannender tijdverdrijf op woensdag en zaterdag.
Kaz: “Sjef Jansen was één van de bazen en de eerste met een televisietoestel van Philips in de straat. Daar mochten wij, voor vijf cent, naar komen kijken. Naar Dappere Dodo en zo.”
Later zou deze Sjef Jansen, die ook het allereerste gemeenteraadslid voor de PvdA was, Kaz en zijn vrouw Mary aan een woning helpen, zodat ze vanuit de Bijlmer naar Oosterhout konden verhuizen.
Terug naar Polen. Het was pas in de jaren zestig dat Willy en zijn gezin op bezoek konden bij hun Poolse familie. Met de trein, via Berlijn. Kaz herinnert zich nog twee bezoeken, in 1962 en 1964. Op één van de foto’s staat hij als jongen van een jaar of zestien tussen z’n familieleden.
“Ik had toen al, voor die tijd, lang haar”, valt hem op als hij de foto nog eens goed bekijkt.
Dat was overigens ook de reden waarom hij zelf nooit bij de Volt gewerkt heeft.
“Ik had dat best gewild, maar ze wilden daar geen nozems met lang haar op de werkvloer.”
Voor vader Willy was het in die tijd niet altijd makkelijk, zo’n jaren-zestig kind met lang haar, altijd bezig met muziek en vrienden. Maar toen Kaz later met z’n muziek op de televisie kwam, was hij vanzelfsprekend zo trots als een pauw.
Mary voelde zich wel snel aangetrokken tot de Oosterhoutse muziekscéne waar Kaz een belangrijke rol in speelde. Het moet rond 1966 geweest zijn toen ze, samen met een vriendin, een balkon aan de Tempelierstraat op klom, omdat de jongens in die flat muziek aan het maken waren. Ze heeft nog wel even voor de Volt gewerkt, maar ze had het er na anderhalve maand wel gezien.
Willy Lux was volgens Kaz een ‘echte flierefluiter’, die genoot van het leven. “En af en toe een glaasje bier of een borreltje…”
Collega Jan van Dalen kende hem als ‘een gezellige man, die altijd in was voor een grap’. En Gerrie Schipperen vult aan dat hij ‘een zeer geliefd man bij PDM was en dat hij als ‘postbode’ iedereen kende’.
Jan van Dalen: “Hij was dol op wielrennen en organiseerde tijdens de Tour de France een poule voor de collega’s. Hij gaf elke Tourdag vijf namen van renners. Je kon je geld – een paar centen – zetten op één van die renners. Degenen die de uitslag goed gegokt hadden, mochten de pot delen.” Het zorgde voor veel hilariteit tussen de Nederlandse en Belgische werknemers.
Willy overleed in 2004 op 84-jarige leeftijd.